gtag('config', 'UA-143498884-1'); Skip to main content

Het begin

Starten met haken betekent: met 2 handen tegelijkertijd zorgen dat de haaknaald in je ene hand zijn werk kan doen met je draad in de andere hand. Een handeling die je voorheen niet deed. Na een tijdje lijkt het bijna vanzelf te gaan en ontstaan daar je eerste maaksels.

Bij mij ging dit ook zo, ik had de vaart erin! Wat ik zelf normaal vond én handig voor mijn favoriete haaksels: ik haakte strak, heel strak! Perfect voor amigurumi, minder handig voor sjaals en dekens. Alles viel minstens een paar centimeter kleiner uit dan het voorbeeld.

Misschien herken jij jezelf hierin? Ik neem je graag mee in de tips die ik zelf toe pas om toch die juiste afmetingen te kunnen haken.

Haaknaald

De eerste tip die ik je graag geef, welke maat haaknaald gebruik je? Precies degene die op de wikkel van je bol staat?

Als je strak haakt (of breit) kan het helpen om een wat grotere haaknaald te pakken. Voor amigurumi kun je 3 mm gebruiken ipv 2.5 mm. Soms net het verschil dat genoeg is om je werk wat groter te maken.

Voor een sjaal, deken of omslagdoek heeft het mij geholpen om een hele maat of zelfs 1,5 maat groter te gebruiken. Het voelt misschien veel te groot, het zal echt helpen om net wat losser te werken.

Draadspanning

Een grotere haaknaald helpt in de eerste plaats. Daarnaast is er nog iets om eens op te letten. Hoe houd jij je werkdraad vast?

In de ene hand heb je de haaknaald vast, in de andere hand je werkdraad. Deze zit vaak om een paar vingers gewikkeld. Zoals je ziet bij mijn handen in een zigzag. Zowel mijn middelvinger als mijn pink trekken de draad goed aan. Hier staat flink wat spanning op. Prima bij amigurumi, er komen daardoor geen gaatjes in mijn werk.

Laten vieren

Bij een project als omslagdoek, deken of vest voelt het op mijn manier snel als een plank. Die grotere haaknaald hielp al iets. Een andere draadspanning nog meer!

De werkdraad kun je het beste een beetje laten vieren. In plaats van steeds strak aantrekken met mijn middelvinger en pink laat ik het nu door mijn hand glijden. Alsof het draadje jouw vingers ‘aait’.

Oefenen

Je draad laten vieren vraagt veel oefening. Zeker als je wat langer haakt kost het je echt wel moeite om dat te veranderen. Bouw het daarom voor je zelf op, elke keer even oefenen. Na een tijdje zul je merken dat het je minder moeite kost.

Foto voorbeelden

Op de foto’s zie je:

  • Foto 1 en 2, hoe houd ik mijn draad in mijn hand. De middelvinger en pink trekken het draadje steeds strak aan
  • Foto 3 en 4, mijn draad zit nu losser tussen mijn vingers, de draad kan er nu overheen glijden. De middelvinger en pink trekken de draad niet aan.

Op een rijtje

Probeer voor jezelf uit wat jij fijn vindt. Nog een keer de tips op een rijtje:

  • Grotere haaknaald, voor amigurumi is een halve maat groter voldoende, voor omslagdoeken, dekens en kleding een hele of 1.5 maat groter.
  • Draadspanning, hoe glijdt jouw werkdraad door je hand?

Hopelijk heb je iets aan deze tips, doe vooral wat voor jou fijn voelt. En: geniet van het proces!

Leave a Reply